-
1 défi
défi [deefie]〈m.〉♦voorbeelden:lancer un défi à qn. • iemand uitdagenrelever le défi • de uitdaging aannemenje te mets au défi de faire mieux • ik wed dat je het niet beter kuntil l'a fait par défi • hij heeft het gedaan om te provocerenm -
2 un défi à
un défi à -
3 Typhoid Mary
n. overdrager van elk ongewenst iets; iemand die een ziekte overbrengt, belediging voor iemand die een ziekte overbrengt, beledigende term voor iemand die ients ongewenst overbrengt (zoals slecht nieuws, pessimisme, enz.) -
4 venger
venger [vãzĵee]♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 se venger de qn., qc. • wraak nemen op iemand, over ietsv -
5 beleidigen
beleidigen♦voorbeelden: -
6 libel
n. smaad, laster; belastering--------v. belasteren, bekladdenlibel1[ lajbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ criminal criminal/————————libel2〈werkwoord; Brits-Engels libelled〉 -
7 smart
adj. vinnig; f; bijdehand; handig; chic, keurig; pienter; knap--------n. sterke pijn--------v. pijn, pijn doen, pijn lijden; schrijnensmart1[ sma:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————smart2〈bijvoeglijk naamwoord; smartness〉2 bijdehand ⇒ slim, gevat3 sluw♦voorbeelden:smart talker • vlotte prater4 how smart you look! • wat zie je er mooi uit!don't (you) get smart (with me)! • niet te slim/brutaal worden, hè!look smart! • schiet op!————————smart3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:smart over/under an insult • zich gekwetst voelen door een belediging -
8 offenser
offenser [offãsee]♦voorbeelden:1 beledigd zijn (over) ⇒ zich beledigd voelen (over), gebelgd zijn (over)v1) beledigen, kwetsen -
9 venger qn. d' une injure
venger qn. d' une injureDictionnaire français-néerlandais > venger qn. d' une injure
-
10 klap
klap1〈de〉♦voorbeelden:1 een grote klap krijgen • 〈 verlies〉 essuyer un sérieux revers; 〈 teleurstelling〉 en prendre un sale couper vielen rake klappen • les coups pleuvaient secik kan mezelf wel een klap geven • je pourrais me battreiemand een klap verkopen • administrer une gifle à qn.een boek met een klap dichtslaan • refermer un livre avec un bruit seciemand een klap op, voor zijn muil geven • foutre un coup de poing dans la gueule à qn.in één klap • d'un seul couphet interesseert hem geen klap • il s'en moque éperdumentgeen klap uitvoeren • ne rien ficherhet was de klap op de vuurpijl • c'était le bouquet→ link=vlieg vlieg————————klap21 clac! -
11 pocket
adj. klein; tot de zak behorend--------n. zak; zak (in zak steken); oliezak (in grond)--------v. zakkenrollen; in zak steken; verdienen; een bal erin rollen (bij biljard)pocket1[ pokkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 erts/olieader♦voorbeelden:have something in one's pocket • ergens (bijna) in geslaagd zijnline one's pockets • zijn zakken vullen, (op een oneerlijke manier) rijk wordenI was twenty dollars out of pocket • ik ben twintig dollar kwijtgeraakt————————pocket2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 Adresse
Adresse〈v.; Adresse, Adressen〉♦voorbeelden:diese Beleidigung geht wohl an die Adresse meines Bruders • die belediging zal wel voor mijn broer bestemd zijnper Adresse • per adreseine Adresse verlesen • een verklaring voorlezen -
13 personally
adv. persoonlijk; op persoonlijke wijze; zelf-[ pə:snəlie]1 persoonlijk ⇒ in (eigen) persoon, zelf♦voorbeelden: -
14 Affront
Affront〈m.; Affronts, Affronts〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский